Quotidian 3-1 (February 2012)Demelza van der Maas: Pionieren in Poort: De culturele constructie van Almere

To refer to this article use this url: http://www.quotidian.nl/vol03/nr01/a03

Pionieren in Poort: locatie, verschijningsvorm en ambities

Vanaf het ontstaan in 1976 is de ontwikkeling van de stad Almere explosief geweest: deze groeide in korte tijd van nog geen 10.000 inwoners in 1980 tot 188.000 inwoners in 2010. Tegenwoordig is Almere wat betreft inwoneraantal de zevende stad van Nederland en men verwacht dat de stad door zal groeien tot meer dan 350.000 inwoners in 2030. Almere heeft een meerkernige structuur, wat wil zeggen: beoogd is dat elk stadsdeel zijn eigen sociale kenmerken, architectuur, sfeer en identiteit heeft. Desondanks wordt Almere in de populaire beeldvorming niet erg positief beoordeeld. De stad staat bekend als een saaie plek zonder geschiedenis en identiteit. Kortom, een stad waar je alleen gaat wonen als het écht niet anders kan.

Almere groeit nog steeds. Het stadsdeel dat in deze studie centraal staat, Almere Poort, is een nieuw stadsdeel in aanbouw. Het ligt in het zuidwesten van de stad en wordt aangeprezen als ‘de woondroom van Almere’: meer ruimte, meer groen en meer huis. Het stadsbestuur hoopt met dergelijke beloftes families met hogere inkomens naar Almere Poort te trekken, waarbij een zeer diverse architectuur ontstaat aangezien toekomstige bewoners de kans krijgen hun eigen huis te ontwerpen en bouwen.

In het kader van deze stadsontwikkeling werd Pionieren in Poort bedacht als samenwerkingsproject van woningbouwvereniging Ymere, kunstenares Claudia Linders en Museum De Paviljoens, het museum voor hedendaagse kunst in het centrum van Almere. Deze kleine, flexibele instelling die voor een groot deel gefinancierd wordt door de gemeente Almere, de provincie Flevoland en het Rijk,[1] richt zich op kunst die zich op enigerlei wijze verhoudt tot de moderne stad. De collectie en tentoonstellingen plaatsen de polderstad Almere en de stedelijke en landschappelijke ontwikkelingen in Flevoland nadrukkelijk in relatie tot (inter)nationale (kunst)historische ontwikkelingen (zie website Museum De Paviljoens, ‘Achtergrond Collectie’). Daarbij heeft het museum de jaren zestig als beginpunt gekozen, de tijd waarin Almere op de tekentafel werd bedacht. Door werken te verzamelen uit deze periode wil De Paviljoens bijdragen aan de visuele geschiedschrijving van de stad (Museum De Paviljoens Jaarverslag 2007 2008, 11). Daarnaast reflecteert het museum via hedendaagse kunst, gemeenschapskunst en onderzoeksprojecten op de ‘cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw als context voor het heden’ (zie website Museum De Paviljoens, ‘Achtergrond Collectie’).

Pionieren in Poort was een gemeenschapskunstproject dat gesubsidieerd werd door de gemeente Almere. Het project paste in de lijn van eerdere kunstprojecten van Museum De Paviljoens – de zogenaamde Situaties – gericht op de koppeling van een tendens in de beeldende kunst aan gemeentelijk beleid met betrekking tot de sociale cohesie in verschillende wijken van Almere. Het initiatief voor het project ging uit van woningbouwvereniging Ymere, die begin 2010 Museum De Paviljoens benaderde met de opdracht een kunstenaar uit te nodigen die middels een project of kunstwerk bij wilde dragen aan de kwaliteit en identiteit van de stedelijke omgeving. De keuze viel op architect, ontwerpster en kunstenares Claudia Linders. Linders creëerde eerder Stedelijk Museum Ypenburg (2006-2007), een kunstproject dat draaide om de zoektocht naar identiteit in de Haagse vinexwijk Ypenburg, en had dus ervaring met de culturele problematiek van de nieuwbouwwijk. Voor Pionieren in Poort liet Linders zich inspireren door het individueel opdrachtgeverschap van de woningeigenaren die in Almere Poort een eigen kavel hadden gekocht. Ook haar eigen werkwijze was individualistisch, zij het dat zij zowel praktisch als inhoudelijk ondersteund en gefaciliteerd werd door Museum De Paviljoens dat tevens de eindverantwoordelijkheid voor het project droeg.

Pionieren in Poort bestond als Tijdelijk Museum uit een reconstructie van de contouren van Museum De Paviljoens op het kale bouwterrein van het Homeruskwartier in Almere Poort. De reconstructie in kunstgras werd omlijst door een wit houten frame. Het was, in de woorden van ontwerpster Claudia Linders, als een ‘footprint’ van het echte Museum De Paviljoens. Op de plaatsen waar in het oorspronkelijke museum openingen of doorgangen zijn, ging in het Tijdelijk Museum het witte lijstwerk omhoog ‘om daarmee de suggestie van openingen en verbindingen te versterken’ (zie website Museum De Paviljoens, ‘Claudia Linders’). Als kunstwerk was het niet meer dan dat: een gesuggereerde binnenruimte, en als zodanig een tijdelijke ingreep, die gericht was op het stimuleren van een gezamenlijke beleving van de toekomstige wijk. Door de bezoekers op verschillende niveaus informatie aan te bieden en zoveel mogelijk te betrekken bij de georganiseerde activiteiten en evenementen hoopten de initiators bij te dragen aan de opbouw van een nieuwe gemeenschap en het ontstaan van een gedeelde identiteit.

De vorm die Linders en Museum De Paviljoens daarvoor ontwikkelden, bestond uit happenings, op de collectiviteit gerichte activiteiten. Met hun verwijzing naar culturele idealen uit de jeugdjaren van de doorsnee-eigenaren van de nieuwe kavels moesten deze happenings als tegengif dienen tegen de op het individu gerichte architectuur waarvoor diezelfde bewoners van de nieuwe wijk hadden gekozen. Het idee achter de happenings was geïnspireerd op hippiebijeenkomsten uit de jaren zestig en zeventig: ogenschijnlijk spontane, maar in werkelijkheid vooraf bedachte publieke gebeurtenissen die erop gericht waren de openbare orde te verstoren en het establishment te shockeren. Enkele voorbeelden van dergelijke happenings waren: de SWOP-IN, waarbij meubels geruild konden worden; de ORIGIN-IN, waarbij biologische, buitenlandse en streekproducten geproefd konden worden; de CONSUME-IN, waar innovatief design gepresenteerd werd; de EAT-IN, waarbij gezamenlijk gegeten en gekookt werd en de PLAY-IN, waarbij gezamenlijk spellen gespeeld werden. Niet alleen de activiteiten, ook het ontwerp van het Tijdelijk Museum en de tijdelijke objecten en faciliteiten waren gericht op gemeenschappelijk gebruik. Zo waren er een lange tafel waar men gezamenlijk aan kon eten, een buitenkeuken en een grote tent die bij de activiteiten gebruikt werden. Alle objecten en faciliteiten waren wit: een knipoog naar de veronderstelde identiteitsloosheid van Almere. Zowel in vorm als functie speelde het Tijdelijk Museum met de noties ‘binnen’ en ‘buiten’. Zoals de grasmat gebruikt werd als ‘vloerbedekking’, zo wierpen de gezamenlijke maaltijden in muurloze ruimtes hun schaduwen vooruit op de transformatie van de stedelijke ruimte in aanbouw, die alom in volle gang was. Zo werd Almere Poort zelf het museum, waarin de museumbezoeker omringd werd door het veranderende stedelijke landschap.

Dit alles speelde zich af in wat zou kunnen worden beschouwd als een stereotype buitenwijk. Sociaal geograaf John Short stelde dat ‘de buitenwijk’ op zichzelf een vage term is die niet zozeer gezien moet worden als een geografische categorie, maar als een sociale constructie die gebaseerd is op de reproductie van mythen (Short 2005, 50). Short onderzocht in zijn boek Imagined Country (Short 2005) de sociale constructie van het fysieke landschap en maakte onderscheid tussen drie archetypische landschappen: de wildernis, het platteland en de stad. Hij zag wildernis, platteland en stad als relationele begrippen, en verbond hun ontstaan en ontwikkeling met de productie en reproductie van bepaalde landschappelijke mythen. Short stelde dat de buitenwijk vaak gebruikt werd als contrastbeeld voor de ‘duistere’ binnenstad, die traditioneel geassocieerd werd met misdaad en ordeloosheid. Short (2005, 50):

The suburbs in contrast, are used to refer to a whole different set of alternative values: family, stability, security, a place where people settle down, raise children become part of a community. The dream of suburbia was the possibility of the good life without the restraints of the country or the anonymity of the city.

Almere Poort werd geheel in lijn met deze verwachtingen gepresenteerd als het ideale compromis tussen de hectische Randstad en het minder goed ontsloten platteland, waar jonge tweeverdieners en gezinnen met kinderen zich konden settelen en bouwen aan een nieuwe gemeenschap. Op de website van het stadsdeel stond te lezen:

In Almere Poort bouwen mensen samen aan een nieuw stadsdeel. Dát schept een band.

De huidige bevolkingssamenstelling van Almere Poort lijkt het plaatje te completeren: in 2010 was de meerderheid van de bewoners tussen de 18 en 45 jaar oud en kon 71% van de bewoners gerekend worden tot de hogere inkomens, tegenover slechts 19% van de inwoners van geheel Almere (Gemeente Almere 2011, 2). De koppeling die Linders maakte tussen de aard van haar kunstproject en het gemeentelijke aanbestedingsbeleid in de woonbuurt, was een aanwijzing voor een interessante inhoudelijke tegenstelling. Terwijl Museum De Paviljoens zich in tentoonstellings- en collectiebeleid kritisch wilde verhouden tot romantische interpretaties van de geschiedenis en eenzijdige (negatieve) beeldvorming rondom de IJsselmeerpolders en Almere, was het museum tevens onderdeel van de lokale en regionale cultuurpolitiek. Pionieren in Poort liet zien dat het in de programmering expliciet aansloot bij het beleid dat erop gericht was sociale cohesie en gemeenschappelijke identiteit te creëren.

Op zichzelf hoeft dat geen tegenstelling te zijn. Het idee dat geschiedenis, of liever nog: erfgoed, bijdraagt aan de vorming van een collectieve identiteit, is de afgelopen decennia zowel in wetenschap als politiek gemeengoed geworden. Historicus Willem Frijhoff stelt dat erfgoed verwijst naar een keten van cultuuroverdracht waarvan ieder van ons een herkenbare schakel is (Frijhoff 2010, 86). Door de verwijzing naar een – verondersteld – gedeeld verleden speelt erfgoed een belangrijke rol bij de vorming van collectieve identiteit: identiteitsvorming vindt immers plaats vanuit een visie op het verleden en met het oog op de toekomst. Volgens Frijhoff maakt dit proces erfgoed bij uitstek geschikt voor een politiek discours (Frijhof 2010, 86):

Een grand narrative over de hechte, aloude cohesie van de samenleving en het gezamenlijke profiel van wie haar bevolken: het volkskarakter, de nationale identiteit (...) enzovoort.

Het wordt problematisch wanneer sprake is van een expliciete instrumentalisering van erfgoed voor identiteitspolitieke doeleinden. Frijhoff pleit daarom voor een insluitend en dynamisch erfgoedbegrip, waarbij de nadruk ligt op het proces van selectie, zingeving en representatie en niet op de objecten die daar het onderwerp van zijn. Ook identiteit is dynamisch: een individu of groep kan meerdere identiteiten hebben die in de loop der tijd qua vorm en inhoud veranderen (o.a. Grever en Ribbens 2007). Frijhoff ziet erfgoed bij uitstek als een hedendaagse praktijk (Frijhoff 2007, 38):

In die dynamische zin staat erfgoed voor een toekomstgerichte selectie van wat wij als erfgoed willen vanuit een gewenste identiteitsvorming.

Pionieren in Poort leek vooral op zo’n toekomstgerichte selectie van verleden erfgoed te zijn geweest. Echter, wat is het verleden van pioniers, nieuwkomers bij uitstek?

Museum De Paviljoens redeneert dat het gebrek aan historische identificatiemogelijkheden en een nog ontbrekende keten van cultuuroverdracht in een stad als Almere in het algemeen, en een nieuwe wijk als Almere Poort in het bijzonder, ertoe kan leiden dat buitenstaanders, maar ook nieuwe bewoners de stad niet herkennen als ‘eigen’, wat gevoelens van ontheemding en vervreemding tot gevolg heeft. Het museum verhoudt zichzelf, door een aanzienlijk aantal wijkprojecten en zijn advies- en beheersfunctie met betrekking tot kunst in de openbare ruimte, op directe wijze tot de lokale gemeenschap en draagt bij aan de productie en reproductie van de lokale en regionale identiteit en geschiedenis. Door met projecten als Pionieren in Poort op kunstzinnige wijze in te grijpen in de dagelijkse leefomgeving van de bewoners van Almere wordt getracht om meer sociale en culturele samenhang in de wijken te bewerkstelligen en gevoelens van vervreemding tegen te gaan.